• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/52

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

52 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Zeestroom

Stroming van zeewater die ontstaat doordat de wind langdurig uit 1 richting waait


Golfstroom

Zeestroom die warm water van de Golf van Mexico naar de westkust van Europa brengt

Aanlandige wind

Wind vanaf zee. Heet ook zeewind

Subtropen

Deel van de gematigde zone dat het Dichtst bij de evenaar ligt. Het is minder warm dan de tropen maar warmer dan de rest van de gematigde zone

Gelede kust

Kust met veel inhammen waar de zee diep het land kan binnendringen

Stuwingsregen

Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte

Regenschaduw

De lijzijde van een berg, waar de dalende en warme lucht wijnig of geen neerslag brengt.

Gletsjer

Ijsmassa die nauwelijks waarneembare snelhijd naar het dal schuift

Hoge breedte

De ligging van een plaats ver van de evenaar(meer dan 60 graden)

Reliëf

Hoogte verschillen in het landschap

Schiereiland

Gebied dat aan 3 kanten is begrenst met de zee

Laagland

Gebied met hoogteligging lager dan 200 m.

Eeuwige sneeuw

Gebied waar altijd sneeuw ligt

Hooggebergte

Gebied met bergen die hoger zijn dan 1.500 m

Luchtstreek

Temperatuurzone op aarde: tropen, gematigde zone en poolstreken.

Gematigde zone

Gebied tussen 23,5 en 66,5 graden niet te warm niet te koud

Breedteligging

De afstand van de plaats tot de evenaar

Lage breedte

De ligging van een plaats dicht bij de evenaar(minder dan 30 graden)

Poolcirkel

De breedtecirkel van 66,5 graden N. B. En 66,5 graden Z. B

Poolnacht

Periode in de winter waarin in de poolstreken de zon niet opgaat.

Midzomernacht

Periode in de zomer wanneer de zon niet ondergaat

Toendraklimaat

Koud klimaat, met 's zomers een gemiddelde temperatuur die lager is dan 10 graden celsius

Landklimaat

Klimaat met in de winter een gemiddelde dagtemperatuur tussen - 3 en - 10 °C

Zeeklimaat

Klimaat met het hele jaar neerslag, 's zomers koel,' s winters gemiddelde temperatuur nooit lager dan - 3 °C

Middellandse zeeklimaat

Zeeklimaat met droge zomers en hoge temperaturen. Heet ook wel mediterraan klimaat

Droog klimaat

Klimaat met weinig of geen neerslag

Toendra

Boomloos gebied in de poolstreken met begroeiing van grassen, mossen en lage struikjes

Boomgrens

Grens tussen een gebied waar nog wel bomen groeien en waar geen bomen meer kunnen groeien door de lage temperatuur( kouder dan 10 °C in de zomer).

Poolstreken

Het gebied ten noorden van 66 en een half°N.B en ten zuiden van 66 en een half°Z. B

Landbouw

Het houden van dieren en verbouwen van gewassen voor menselijk gebruik.

Bevolkingsdichtheid

Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer.

Alpeweide

Hoogtegordel in de bergen met grassen, kruiden en lage struikjes(boven de boomgrens)

Hoogtegordel

Plantengroeizone in een gebergte.

Hooggebergte klimaat

Koud en nat klimaat. De temperatuur in de zomer is gemiddeld lager dan 10°

Loofboomgordel

Zone in de gematigde luchtstreek waar loofbomen groeien, zoals eiken en beuken.

Tiaga

Zone in de gematigde luchtstreek waar naaldbomen groeien. In de winter is het er gemiddeld kouder dan - 3°

Rotsgordel

Hoogtegordel waar door de kou en de harde ondergrond bijna geen planten meer groeien.

Toerisme

Het reizen naar en verblijven op een plaats buiten je normale omgeving. Iemand die minstens 24 uur en niet langer dan een jaar ergens anders verblijft,is een toerist.

Gletsjerrivier

Rivier die smeltwater van gletsjers ontvangt.

Aflandige wind

Wind vanaf land. Heet ook landwind

Breedte cirkel

Cirkel die plaatsen van gelijke breedteligging verbind

Dampkring

De lucht om ons heen

Gemengd bos

Bos waar loof - en naaldbomen door elkaar groeien. (tussen taiga en loofboomgordel)

Heuvelland

Gebied met een hoogteligging tussen 200 en 500 m

Hoogvlakte

Vlak of zachtgolvend gebied dat meer dan 500 m hoog ligt

Keerkring

De breedtecirkel van 23 en een half N. B en Z. B. ;grens van de tropen

Laagvlakte

Gebied zonder hoogteverschillen, dat lager ligt dan 500 m.

Lijzijde

De kant van een berg die uit de wind ligt;er valt weinig neerslag

Loefzijde

De windkant van een gebergte met veel neerslag.

Permavorst

Altijd bevroren ondergrond

Neerslag

Water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring op aarde neerslaat

Trope

Warme luchtstreek rond de evenaar. 23,5 °NB en 23,5°ZB