• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/15

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

15 Cards in this Set

  • Front
  • Back

arbeidersklasse

het geheel van alle mensen die zelf geen productiemiddelen bezitten en alleen geld kunnen verdienen door hun arbeid te verkopen

cultuurstelsel

stelsel waarbij de bevolking van Java een vijfde van haar grond moest bebouwen met landbouwgewassen voor de Europese markt in ruil voor plantloon

direct bestuur

manier van besturen van een kolonie waarbij europese ambtenaren de koloniale bevolking rechtstreeks besturen, zonder tussenkomst van een inheems bestuur

Duitse eenwording

proces van vereniging van Duitsland dat zijn einde vond in de stichting van het Duitse keizerrijk in 1871

economisch liberalisme

het streven naar een economisch systeem waarbij de staat zich zo min mogelijk bemoeit met de economie en de ondernemer maximale vrijheid heeft

indirect bestuur

manier van besturen waarbij het inheemse bestuur van een kolonie ondergeschikt is aan het koloniale bestuur, maar wel blijft functioneren

industriële revolutie

grote verandering in de samenleving waarbij industrie en verkeer steeds meer worden gemechaniseerd

industriëlen

grote ondernemer die eigenaar is van een of meer fabrieken

industriële samenleving

samenleving waarin industrie het voornaamste bestaansmiddel is



kapitalisme

economisch systeem waarin particuliere ondernemers met behulp van vrije arbeid goederen en diensten produceren met het doel zo veel mogelijk winst te maken door ze op de vrije markt te verkopen

middenklasse

de sociale groep die bestaat uit winkeliers en geschoolde werknemers en die zich bevindt tussen de arbeidersklasse enerzijds en de elite anderzijds

modern imperialisme

het verschijnsel vanaf de 19e eeuw waarbij Europese landen naar een groot koloniaal rijk streven en de koloniën als productie- en afzetgebieden gebruiken om er zelf rijk van te worden

nationalisme

sterke voorliefde voor de cultuur van het volk waartoe men zich rekent en het streven naar de eenheid van dat volk binnen een nationale staat

romantiek

stroming in de literatuur en de kunst die het accent legde op gevoel, persoonlijke beleving en de schoonheid van tradities, en die zich afzette tegen de verlichting

wingewest

onderworpen gebied waar de inheemse bevolking een deel van de oogst moest afstaan ten behoeve van het koloniserende land