Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
24 Cards in this Set
- Front
- Back
Erbij opgaven. Als de leerling de getallenlijn kent, weet hij/zij ook wat 4+1 en 8+1 is. |
1 x meer |
|
Eraf opgaven. De leerling is zich er bewust van welk getal vóór een ander getal zit. Terugtellen. Bijv. 4-1=3 want 3 is ééntje minder dan 4. |
1 x minder |
|
Voorbeelden zijn turven, geld en een zakje met ballen. |
Dubbelen |
|
Rekensommen met munt en brief geld. |
Geld als model |
|
Dit model verwijst naar groeperen. Vijven en dubbelen. Dit komt voort uit verkort tellen. |
Groepjesmodel |
|
Hoofdrekenen maar ondertussen de tussenantwoorden noteren |
Halfschriftelijk rekenen |
|
Halven kunnen worden afgeleid van dubbelen. 6-3=3. 6 is het dubbele van 3 en zo kan de helft van 6 worden bepaald. |
Halveren |
|
De relatie wordt gelegd tussen herhaald optellen van het zelfde getal en vermenigvuldigen. Bijv. 10 groepjes van 2. Het is de bedoeling dat dan de link wordt gelegd naar 10x2. |
Herhaald optellen |
|
Je doet het in je hoofd tm groep 5. Er vinden denkstappen plaats, maar er mag wel ondersteunend papier worden gebruikt. |
Hoofdrekenen |
|
|
Indirect aftrekken |
|
Het maken van een som door in kleine stapjes naar het eindgetal toe te rekenen. |
Indirect optellen |
|
De kralenketting en de getallenlijn zijn voorbeelden van dit model. |
Lijnmodel |
|
Helemaal uit het hoofd kennen van de tafels, zonder het nog uit te hoeven rekenen. |
Memoriseren |
|
Contexten vab de tribune, de leeftijd en de weegschaal zorgen ervoor dat kinderen het tranformeren kunnen begrijpen en onthouden. Dit zijn... |
Modelcontext |
|
In rechthoeken met vakjes (tegels, puzzelstukjes, postzegels) is een vermenigvuldiging te zien. Verwisselen en verdelen kunnen worden ondersteund met het ... |
Rechthoekmodel |
|
Bij een optel- of aftreksom wordt ger eerste getal heel gelaten en het tweede getal er in stukjes bij gedaan. |
Rijgen |
|
Opgaven met een speels karakter waar bijvoorbeeld een wedstrijdelement in zit. |
Speels oefenen |
|
Tussenstappen en tussenantwoorden opschrijven op een getallenlijn ontlast het werkgeheugen. |
Springen op de getallenlijn |
|
Gebruik maken van makkelijke punten in de tafels om de som uit te rekenen. Bijv. x10 of x5. |
Steunpunt |
|
Gebruik maken van de steunpunten om lastigere sommen op te lossen. Bijv. één minder of één meer: 10x8 - 1x8 = 9x8 |
Strategie |
|
De opgave omvormen om hem makkelijker op te lossen. Door bijv. rijgen of splitsen. |
Transformeren |
|
Een optel- of aftreksom aanvullen om het makkelijker te kunnen uitrekenen. Bijv. 36+29... 36+30=66. MAAR ik heb er 1 bij gedaan, dan moet er nu weer 1 af. Het antwoord is dus 65. |
Compenseren |
|
Handig rekenen of flexibel rekenen. Compenseren en transformeren vallen hieronder. |
Varia-aanpak |
|
Zien dat je plus- en keersommen om kunt wisselen. Bijv. 6x5 is het zelfde als 5x6 óf 4+5 is het zelfde als 5+4. |
Verwisselen |