• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/11

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

11 Cards in this Set

  • Front
  • Back


7.1.2 Taal bij de hogere primaten



Het revolutionaire darwiniaanse idee dat de mens tot de hogere primaten rekende, leidde tot onderzoeksprogramma's die trachtten aan te tonen dat er tussen aap en mens een continuïteit bestond .



Onderzoek op anatomisch en fysiologisch gebied leek de stelling van een geleidelijke overgang met vooral kwantitatieve en geen kwalitatieve verschillen te bevestigen.



Het enige obstakel in deze geleidelijke evolutie was

het unicum van de menselijke taal.



Hoewel de meeste dieren communiceren, is er geen duidelijk bewijs voor het bestaan van taal in andere diersoorten dan de mens.



Het kwalitatieve verschil tussen dierlijke en menselijke communicatie kunnen we illustreren aan de hand van het taal classificatiesysteem van Bübler en Popper.



Deze auteurs onderscheiden twee lagere vormen van taal die gemeenschappelijk zijn voor dieren en mensen en twee hogere vormen van taal die, zo wordt gesteld, uitsluitend menselijk zijn :



• E


• S


• D


• A



• Op een eerste lager taalniveau situeert zich de expressieve of symptomatische functie



• Op het tweede niveau onderscheidt men een signalerende functie



• Een eerste hoger taalfunctieniveau (derde niveau) is de descriptieve functie



• Ten slotte onderscheiden deze auteurs de argumentatieve functie


• Op een eerste lager taalniveau situeert zich de expressieve of symptomatische functie :


het is een uiting van innerlijke emotie of gevoel, zoals roepen, krijsen of lachen.




• Op het tweede niveau onderscheidt men een signalerende functie :


hier tracht de zender door middel van symptomatische expressie een reactie bij de ontvanger uit te Jokken. Dit gaat van de alarmkreet bij vogels tot meer ingewikkelde en subtiele signalen bij sociale diersoo1ten of tussen diersoorten zoals tussen mens en schaapshond of mens en paard.




• Een eerste hoger taalfunctieniveau (derde niveau) is de descriptieve functie:


we beschrijven onze ervaringen aan anderen : het verhaal van een reis, het gedrag van vrienden , nieu we wetenschappelijke inzichten, enzovoort. Het unieke aan deze taal? functie is dat de uitingen waar of vals kunnen zijn.



• Ten slotte onderscheiden deze auteurs de argumentatieve functie :

dit is taal van het hoogste (vierde) niveau en de kunst van het kritisch argument houdt verband met de menselijke mogelijkheid tot rationeel denken.



Hoewel de laatste twee functies (het woord functie wordt hier in een filosofische context gebruikt en verwijst niet naar het cognitief neurowetenschappelijk gebruik van het begrip functie) uitsluitend menselijk zouden zijn, werden er studies opgezet om de taalmogelijkheden van apen te onderzoeken.



Men wilde immers aantonen dat

de verschillen tussen de primaten slechts kwantitatief van aard zijn.


Verschillende onderzoekers hebben getracht om chimpansees te leren spreken maar deze pogingen mislukten (Hayes & Nissen, 1971 ; Kellogg & Kellogg, 1933).



Er werd meer succes geboekt wanneer


men afstand deed van de verbale taal en een visuele communi­ catie met de dieren trachtte op te bouwen hetzij door middel van gebarentaal (Gardner & Gardner, 1971, 1988), hetzij door middel van plastic symbolen (Premack & Premack, 1972).



Deze experimenten kenden een relatief succes waarbij de chimpansees met een hoge nauwkeu righeid objecten konden benoemen of ernaar vragen. De apen bleken ook in staat tot generalisaties en relatief eenvoudige abstracties.



Vrijwel alle communicatie betrof een vraag naar voedsel of sociale aandacht en was dus vooral pragmatisch gericht, terwijl mensenkinderen vooral gericht zijn op vragen en leren over de wereld.

De relevantie van deze studie wordt echter in twijfel getrokken (Terrace et al., 1979).



Hoewel apen een vocabularium van visuele symbolen kunnen opbou wen, is de vraag niet of de apen een goed geheugen voor symbolen hebben , maar wel of

de apen op een spontane manier deze sym bolen combineren door middel van een grammaticaal systeem om tot nieuwe betekenis en te komen.



Deze kritiek werd voorlopig nog onvoldoende beantwoord. Het onderzoek toonde trouwens aan dat apen weinig blijk geven van grammaticaal inzicht.



De woorden 'jij', 'mij' en 'kietelen' werden in alle mogelijke volgordes gebruikt om dezelfde boodschap over te brengen, namelijk 'jij mij kietelen'.

Ander onderzoek heeft zich vooral gericht op de natuurlijke communicatie van de hogere primaten .



Goodall (1986) toonde aan dat chimpansees over tweeëndertig afzon­derlijke vocalisaties beschikken .



Combinaties van deze vocalisaties levert een nog complexer communicatiepatroon op.



Gezien mensen tussen de twee à drie dozijn fone­men gebruiken om een taal op te bouwen, lijkt de cbimpanseetaal - althans wat het aantal vocalisaties betreft -

niet meer zo verschillend van onze taal als op het eerste gezicht zou lijken (voor een bondig overzicht van voornoemde studies, zie Kolb & Wi haw , 1990).

Na een kritische analyse van deze studies stelt Eccles (1989) dat apen weliswaar een verbluffende vaardigheid vertonen voor het leren van symbolische communicatie, maar dat deze vaardigheid enkel pragmatisch wordt aangewend, men name als vraag naar voedsel en sociaal contact.



Dit wil zeggen dat de taaluiting beperkt blijft tot


een signaalfunctie en dat apen, ondanks alle inspanningen , geen descriptief , laat staan argumentatief taalgebruik vertonen (cfr. taalclassificatiesysteem van Bühler en Popper).



Chomsky (1980) besluit dat menselijke taal buiten de mogelijkheden van andere dier­ soorten valt en dat er een kwalitatief verschil is, geen geval van 'meer of minder', maar een verschillend type van intellectuele organisatie.