Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
162 Cards in this Set
- Front
- Back
wanneer is anti hormonale therapie geïndiceerd bij borstkanker? |
dit is pas nuttig als er sprake is van een hormoon gevoelige borsttumor (meer dan 10% affiniteit voor er+)
|
|
noem de anti hormonale therapieën |
tamoxifen (anti hormonale therapie)(zowel pre als postmenopauzaal) aromatase remmers (een oestrogeen blok, en dit kun je alleen geven wanneer de eierstokken uitstaan. (negatieve terugkoppeling verkeerd) ER blokker- prostagenen fulvestrant |
|
hoe wordt er resistentie bereikt bij anti hormonale therapie |
farmacologisch:
verminderde compliance comedicatie (niet voldoende gevormd medicijn) poor metabolism verandering van tumorcellen opregulatie van alternatieve pathways verlies van ER/PR receptor expressie |
|
morfologie bij lymfomen houdt in? |
bepaling van de cellen (weefsels) grootcellig of kleincellig (kwaliteitsbepaling) nodig voor classificatie HE kleuring |
|
kennen! |
alles! lymfe |
|
b/t/ plasma cellen horen bij: 1. follikels (cortex) 2. mergstrengen 3. paracortex |
1. B cellen 2. plasma cellen 3. T cellen |
|
noem bijwerkingen op van anti hormonale therapie |
veneuze trombose, je maakt mensen postmenopauzaal, libidoverlies, botontkalking, hoofdpijn, climateriele klachten, uterus proliferatie, haaruitval, gewrichtsklachten en gewichtstoename.
anti estrogenen hebben alleen climateriele klachten (GnRH antagonisten, antioestrogenen en algemeen) |
|
hoe gaan B cellen met slechte immunoglobulinen in apoptose? |
doordat er geen Bcl 2 tot expressie komt en dat er zo apoptose optreedt. Dus gemuteerde B cellen hebben wel Bcl 2 genen. |
|
opbouw secundaire follikel |
1. Follikelcentrum: kleine en grote lymfatische cellen, macrofagen, dendritische cellen, bloedvaatjes
2.Mantelzone 3.Marginale zone 4. Paracortex |
|
morfologische kenmerken maligne lymfomen |
1. uittreden cellen buiten het kapsel 2. verlies van compartimentalisatie (follikels niet goed zichtbaar) 3. geen herkenbare randsinus |
|
Wat is flowcytometrie? |
Een onderzoek dat gebruik maakt van celsuspensies van het te onderzoeken materiaal. Daaraan worden kunstmatige antilichamen aan toegevoegd met een een soort sensor waarbij die bij reactie 'oplicht'. Dit heeft te maken met golflengtes. Deze worden uitgezet in dotplots in een grafiek. |
|
voordelen van flowcytometrie |
1. intensiteit bepaling 2. ze kunnen 1 bepaalde populatie aantonen (BV. monoklonale populatie bij NHL) 3. meerdere markers kunnen tegelijkertijd worden gebruikt |
|
immunohistochemie? |
antilichamen die zijn gekweekt worden losgelaten op weefsels en kleuren dan aan (sleutel slot principe- eiwit,enzymen) Ook wordt er een licht contrasterende (kern) kleuring toegepast |
|
staggering lymfomen? |
ann harbor classificatie |
|
Wat houdt de classificatie in bij lymfomen? |
voornamelijk onderscheid tussen NHL en HL |
|
effectiviteit van de chemotherapie bij gemetastaseerd BrC |
1e lijn: 50-80 %; 8 maanden respons duur
2e lijn : 25-40% ; 4 maanden respons 3e lijn :10-20% ; |
|
kenmerken NHL |
1. bij ouderen 2. prognose afhankelijk van stadium 3. wordt laat ontdekt. 4. hematogene verspreiding 5. B (CD20+) en T cellen |
|
extra nodale lymfomen komen voor bij? |
1. huid lymfomen 2. diffuus vergrote B cellen 3. Burkitt lymfoom |
|
verschillende typen NHL |
1. Burkitt lymfoom 2. diffuus grootcellig B cel lymfoom 3. folliculair B cel lymfoom |
|
behandel opties Hl |
1. ABVD: adriamycine, bliomycine, vinblastine, decarbazine
2.BEACOPPesc: bleomycine, etoposide, adriamycine, cyclofosfamide, vincristine, procarbazine, prednison 3. ILN-RT: involved node radiotherapie |
|
verschillen burkitt en folliculair lymfoom |
burkitt: acuut, zeer agressief, spoedbehandeling, 80% overleving, zeer intensieve chemo en zeer korte overleving foliculair: chronisch, indolent ( niet agressief, maar ligt ook niet stil), milde chemo, behandeling bij pijn, lange overleving maar geen genezing |
|
bijwerkingen chemotherapie bij BrC en wat doe je daaraan? |
1. haaruitval (cold cap)(niet bij metastasen)
2. misselijkheid (anti emitica) 3. beenmerg remming (groeifactoren) 4. slijmvliestoxiciteit 5. menstruatiestoornissen (GnRH antagonist) 6. vermoeidheid taxanen zorgen veel voor andere bijwerkingen (zeldzaam)( vochtretentie, pompfunctie stoornissen) |
|
noem vormen op van gerichte therapie |
1. trastuzumab
§ |
|
hoe werken bisfosfanaten? |
doorbreken de vicieuze cirkel van tumorgroei en zorgen voor botbouw>>> afmaken |
|
Her 2 receptor bij mamma carcinoom
|
de receptor gaat dimeriseren (koppelen aan ) een andere her 2 receptor waardoor zij hormonen gaan uitscheiden en dus tumor veroorzaken.
|
|
behandeling van Her 2 mamma carcinomen |
Door Mab'jes verhinder je de binding tussen de Her receptor en de andere receptoren.T-DM1 zorgt ervoor dat de antistoffen die specifiek gericht zijn tegen de kankercellen, worden vervoerd naar zo dicht mogelijk bij de kanker cel. |
|
werking antilichamen tegen RANkliganden |
zorgen een beetje tumorremmend.
|
|
prognostische factoren bij BrC |
leeftijd
TN stadium bloom en ER/PR/ Her 2 status |
|
behandeling ALL (bij kinderen) |
chemotherapie (intraveneus, oraal) (2jaar) en daarna stamceltransplantatie (bij slechte reactie op ct, ongunstig karyotype, recidief) |
|
borstreconstructie mogelijkheden? (3) |
1. eigen weefsel (autoloog) 2. prothese 3. beide 4. oncoplastische chirurgie ( soort borstsparende operatie) |
|
hoe wordt een prothese geplaatst? |
subpectoraal, waarbij het litteken wordt gebruikt van de ablatie. Dit kan direct gebeuren na de ablatie (indien er geen tumorresten meer zijn) of na enkele jaren). Eerst wordt er een expander prothese geplaatst (soort ballon met zout die zorgt voor plaats). |
|
wat wordt er gebruikt voor lichaams eigen weefsel bij een borstreconstructie? |
1. spierweefsel (dit is in combi met prothese) lattimus dorsi (LD) of de TRAM, transversale abdominus musc. (gesteelde lap) 2. buikvet (zonder combi met prothese) (vrije lap, en kan zich makkelijk aansluiten op een gesteelde lap) |
|
ontstaansplek mammacarcinomen? |
terminal lobular ductulair unit (TDLU)
|
|
klinische presentatie mammacarcinoom |
0. vermoeidheid 1. knobbel in de borst 2. sinaasappelhuid 3. inkrimping tepel/huid 4. mastitis (ontsteking, denk direct aan maligniteit) 5. wond van de huid 6. klachten van metastasen 7. voelbare okselklieren 8. groei van de borst 9. schilfering/ exceem (borst) 10. pijn |
|
risicofactoren mammacarcinoom (hoog) RR>5 |
1. vrouw zijn 2. noord amerika of europa 3. eerdere bestraling voor hodgkin 4. ouder dan 45r 5. eerder al borstkanker 6. dominante familiaire overerving 7. atypische benigne afwijkingen in de borst 8. dicht klierweefsel (dens) |
|
betekenis verschillende begrippen: 1. carcinoom 2. cyste 3. fibroadenoom Deze worden gediagnosticeerd door middel van: |
1. carcinoom: solide grillige laesie 2. cyste: blaasje gevuld met vocht en dus volledig zwart 3. fibroadenoma: solide ronde laesie (goedaardig) echografie |
|
indicatie MRI bij mensen met borstkanker
|
1. groepen met hoog risico
2. preoperatief 3. neoadjuvante therapie effectbepaling 4. diagnostische discrepantie 5. borstsparende operatie wens bij hooggradige DCIS of lobulair carcinoom nb: niet genoeg om biopt te vervangen
|
|
triple diagnostiek (de pijler) houdt in: |
1. lichamelijk onderzoek 2. mammografie (birads 5) 3. cytologische punctie (maligne cellen C5) >>> weefseldiagnose bij twijfel (histologisch biopt) |
|
prognostische factoren mammacarcinomen |
1. grootte tumor 2. metastasen 3. diiferentieghraad 4. ouder of jonger dan 35jaar 5. aanwezigheid van tumorcellen in okselklieren |
|
primair BrC begrip? |
Curatief geen metastasen op afstand (zichtbaar) de borstkanker is beperkt tot de borst en de okselklieren (eventueel)(boven het medinastinum) |
|
gemetastaseerd Brc begrip? |
palliatief uitgezaaide mammacarcinoom waarbij de tumor zich hematogeen heeft verspreid (naar de botten, longen en de lever, soms ook de hersenen en de huid, longholte en ovarium) |
|
begrippen BrC 1. lokale behandeling 2. systemische behandeling 3. adjuvante therapie 4. neo adj 5. palliatief |
1. chirurgie/ RT 2. therapie via tablet/ infuus (bloedbaan) 3. chemotherapie gegeven na de behandeling 4. chemotherapie gegeven voor de behandeling 5. er is geen genezing meer mogelijk |
|
begrip: micrometastasen (hematogeen) |
niet detectbare borstkankercellen (CT, botscan) en dus niet uitsluiten (wel geneesbaar met borstoperatie en evt. radiotherapie) |
|
voordelen nieuwe inzichten BrC |
1. borstsparende operatie 2. minder mutilerende operaties 3. Quality of life verbeterd (QoL) |
|
voordelen bij adjuvante chemotherapie bij BrC |
verminderde kans op terugkeer borstkanker (BrC) |
|
epidemiologie BrC (ned) man en vrouw |
13.300 vrouwen p.j 1 op de 8 vrouwen 100 mannen |
|
toename BrC door? |
1/ vergrijzing 2/ start landelijk screeningsprogramma (50-75 jaar) |
|
redenen afname BrC |
1. start landelijk screeningsprogramma 2. betere behandelopties 3. meer kennis over borstkanker |
|
behandeling Brc zowel curatief als palliatief |
Curatief 1. operatie (eerste keuze) 2. radiotherapie (adjuvante therapie, altijd) 3. chemotherapie (afhankelijk van PA, verwisselbaar met Radiotherapie)(kan ook neoadjuvant) 4. endocriene therapie (altijd na chemo) palliatief: 1. chemo 2. endocriene therapie 3. soms radiotherapie |
|
de 4 subtypen van borstkanker op basis van receptor status. Belangrijk omdat? |
1. ER/PR receptor (oestrogeen, progesteron) hormoon gevoelig/ ongevoelig 2. Her2 receptor belangrijk voor de keuze therapie |
|
lichamelijk onderzoek BrC |
staand liggend kijken, palperen, consistentie en fixatie (vd lymfeklieren) |
|
aanvullende diagnostiek BrC |
mammografie echografie cytologische punctie histologic punctie chirurgisch biopt |
|
hoe heet de gradering (stages) van radiologisch onderzoek bij mamma carcinoom en noem alle stadia op |
BIRADS (6 stadia) 0. additionele foto nodig 1. normaal 2. benigne 3. 97% kans op benigne (snelle follow up) 4. 50% kans op maligne (neem een biopt!!) 5. suggestief maligne. (biopt of chirurgisch verwijderen) 6. histologisch bewezen maligniteit |
|
wat doen als de triple diagnostiek inconclusief is? |
1. stereotactisch geleide dikke naaldbiopten 2. diagnostisch lumpectomie met radioactief jodium of draad |
|
TNM classificatie BcR |
Tis T1- T4 N M0 of 1 |
|
DCIS: aantal patiënten palpabel? microcalsificaties? graden? behandeling definitie? |
1800 patiënten per jaar 85% niet palpabel wel microfalsificaties graden 1, 2 en 3 per definitie een carcinoma in situ ( N0M0) mamma sparende operatie segmental groei |
|
Wanneer sentinel node? en hoe? |
mammacarcinoom met klinisch negatief oksel (cN0) DCIS: ablatio/ hooggradig SN wordt uitgevoerd door middel van het inspuiten van technetium, waarbij die gaat zitten in een okselklier, waarbij deze kan worden weggesneden. |
|
wanneer okselklier dissectie? |
BcR met bewezen metastasen in de okselklieren (axilla) (cN) als er sprake is van een multicentrische mamma carcinoom in meerdere kwadranten als de SN positief is |
|
werking aromatase remmers |
Bij de postmenopauzale vrouw wordt het androsteendion uit debijnier omgezet tot oestrion en vervolgens oestradiol. Dit proces, aromatisering, vindtin tal van weefsels plaats onder andere in vet, spier en lever. dit wordt gestopt. alleen als de ovaria al zijn uitgeschakeld. |
|
sentinel node procedures noem de contraindicaties op |
als er sprake is van een op maligniteit verdachte okselklier, multiple haarden, een multicentrisch mamma carcinoom en als er sprake is van een eerdere operatie van de mamma/ oksel |
|
wat zijn de nadelen van okselklier dissecties: |
1. als er sprake is van een seroom kun je niet opereren 2. lymfoedeem in de arm 3. sensibiliteits stoornissen in de arm 4. bewegingsbeperking van de schouder 5. krachtverlies in de arm (komt weinig voor) |
|
chirurgische behandeling bij BcR houdt in: |
1. ablatio 2. borstsparende operatie: altijd gevolgd door bestraling op kans op een recidief te voorkomen |
|
contra indicaties voor borstsparende operaties |
1. eerder al borstkanker 2. op meerdere plaatsen in de borst carcinoma's of DCIS 3. als de tumor te groot is 4. als de borst te klein is |
|
adjuvante behandeling bij BcR omdat: |
d |
|
soorten adjudant therapie bij BcR: |
1. radiotherapie: als mammasparende therapie 2. chemotherapie: afhankelijk van stadium 3. anti hormonale therapie: afhankelijk van tumorstadium als hormoonreceptor 4. herceptin (trastuzumab): bij Her2neu+ |
|
neoadjuvante therapie bij BcR |
1. T4 tumor, te grote tumor en geen kans op een goede operatie 2. wens tot borstsparende operatie, maar de tumor is te groot 3. al indicatie voor adjuvante therapie (in het begin) |
|
microscopisch bestaat de mamma uit: |
1. vetweefsel 2. bindweefsel 3. klierweefsel ( lobulus en duct)(LTDU, hier ontstaat mamma carcinoom) |
|
goedaardige 'afwijkingen' bij de borst zijn |
mastopathie hyperplasie fibroadenoom (stroma en epitheel) phyllodes tumor |
|
kwaadaardige voorloper van mammacarcinoma kenmerken zijn: |
DCIS (calsificaties) LCIS (geen Calsificaties) kenmerken: intact basaalmembraan, blijft binnen de contour van de duct, afhankelijk van diffusie en |
|
kwaadaardige mammacarcinomen zijn: |
1. adenoomcarcinoom (voornamelijk ductaal(80%) en lobulair en overig beide 10%) 2. sarcomen |
|
kenmerken LCIS |
diffuus, bilateraal, niet geopereerd, geen symptomen, geen ecadherine, toevalsbevinding |
|
soorten adenocarcinomen |
ductaal (buisjes lobulair (losliggende cellen subtypes speciaal |
|
wie komen er allemaal in aanmerking voor een reconstructie? |
vrouwen die:
1. een ablatie hebben ondergaan 2. verminkt zijn door een lumpectomie 3. een hoge kans hebben op mammacarcinoom door een BRCA1/2 mutatie en hiervoor een behandeling ondergaan |
|
Pathologie verslag bij de mammacarcinomen moet hebben: |
tumorsubtype diameter differentiegraag radicaliteit lymfeklierstatus receptoren Her en er/pr |
|
tijden voor reconstructie en waarom? |
1. primair: direct na de operatie, bij carcinomen in situ enz 2. uitgesteld 3. tertiair: indien er correctie nodig is |
|
contra indicaties voor oncologische chirurgie |
e |
|
typen oncoplastische chirurgie en leg ze uit |
1. volume displacement ( een volume weghalen zodat de borst wat steviger wordt) 2. volume replacement ( extra spier gebruiken om de borst wat ronder en voller te maken) |
|
voordelen (alleen) prothese reconstructie: |
1. geen nieuwe littekens 2. een andere kan altijd nog 3. sneller herstel 4. korte operatie |
|
nadelen prothese reconstructie: |
1. twee operaties (met expander erbij) 2. vreemd weefsel 3. voelt minder natuurlijk aan 4. grotere kans op opnieuw opereren |
|
voordelen van het gebruik van autosomaal weefsel bij BcR en prothese |
|
|
Nadelen van het gebruik van autosomaal weefsel en prothese (reconstructie mamma) |
e |
|
voordelen autologe reconstructie mamma (DIEAP) |
volledig lichaamseigen direct een buikwandcorrectie voelt natuurlijk aan een goede operatie is een korte operatief |
|
nadelen autologische reconstructie (DIEaP)(vrij weefsel) |
langere verblijfsduur op de OK verhoogde kans op DVT/LE vele contraindicaties extra littekens |
|
directe vs secundaire reconstructie |
voordelen: minder operaties cosmetisch resultaat beter psychische voordelen nadelen: snelle beslissing, planning, niet geschikt indien er kans is op een recidief en |
|
kenmerken sarcomen |
zeldzame fibro epitheliale tumoren voornamelijk bij ouderen weinig metastasering groeit relatief snel scherp omschreven |
|
omschrijf de volgende begrippen: 1. predictieve factor 2. prognostische factor |
1. predictief: zegt iets over de kans van respons op een bepaalde behandeling ( 2. prognostisch: zegt iets over de prognose, tijd tot progressie en ziektebeloop (kans op metastasen)(aangedane lymfeklieren, histologische graad) |
|
complicaties prothese reconstructies zijn: een relatieve contra indicatie is? |
bloedingen, rotatie, kapseldoorbraak, extrusie, ruptuur, asymmetrie en infecties geplande of al doorgemaakte radiotherapie |
|
baker classificatie houdt in? |
Dit is om de mate van kapselvorming te beoordelen: 1. normale soepele borst 2. een wat vastere consistentie 3. graad 2, maar met distorsie 4. duidelijke distorsie |
|
betekenis: 1. farmacokinetiek 2. farmacodynamiek |
1. werking van lichaam op medicijn 2. werking van medicijn op lichaam |
|
alkylerende middelen: wat voor soort therapie: voorbeeld medicijn: werking: |
cytotoxische chemotherapie cycloFOSFAMIDE bindt aan guanine baseparen in DNA tijdens de S fase |
|
platina verbindingen: wat voor soort therapie: voorbeeld medicijn: werking: |
cytotoxische chemotherapie cisPLATIN bindt aan DNA in de S fase en bouwt onderdelen erin |
|
topoisomerase 1 inhibitors wat voor soort therapie: voorbeeld medicijn: werking |
cytotoxische chemotherapie topoTECAN zorgen voor enkelstrengsbreuken in DNA in de S fase |
|
topoisomerase 2 inhibitors: wat voor soort therapie: voorbeeld medicijn:werking |
cytotoxische chemotherapie
etoposide en doxurubicine zorgen voor dubbelstrengsbreuken in DNA in de S fase |
|
taxanen: wat voor soort therapie: voorbeeld medicijn:werking |
cytotoxische chemotherapie
pacliTAXEL bindt aan tubuline, waardoor ze de depolymerisatie verhinderen en zo een gepolymeriseerde microtubuli structuur overblijft. |
|
vinca- alkoiden: wat voor soort therapie: voorbeeld medicijn: werking |
cytotoxische chemotherapie vinblaSTINE en vincriSTINE bindt aan tubuline, waardoor ze de polymerisatie verhinderen en zo de vorming van miocrotubuline wordt tegengewerkt |
|
parp- remmers: wat voor soort therapie: werking |
cytotoxische chemotherapie
remmen PARP en dus worden enkelstrengsbreuken niet meer hersteld. In normaal weefsel heeft dit geen effect, maar bij een BRCA2 mutatie en een HR defect lopen de dubbelstrengsbreuken op. |
|
DNA veranderingen bij tumorresistentie door: |
1. puntmutaties 2. genamplificaties 3. verhoogde activiteit van het gen |
|
prognostische factoren bij kinderen met ALL zijn: |
1. Ikaros deleties 2. t(9;22) 3. MRD positiviteit na inductie |
|
waarom ontstaan de meeste typen lymfomen in het kiemcentrum? |
door genherschikkingen in kader van de selectie van de cel die het juiste antilichaam tegen het gepresenteerde antigeen maak
|
|
hoe kunnen we de kans op een recidief verkleinen bij BrC? |
1. optimale lokale therapie: chirurgie radiotherapie systemische therapie 2. micrometastasen systemische therapie radiotherapie ALTIJD IN COMBINATIE MET ELKAAR!!! |
|
waarom doe je niet aan adjuvante therapie bij mensen die maar 1% winst krijgt bij adjuvante therapie (online bepaald) |
Omdat de kans dat de vrouwen overlijden aan de complicaties veel groter is, dan aan de borstkanker zelf.
|
|
acute bijwerkingen van chemotherapie
|
misselijkheid, braken, slijmtoxiciteit, haaruitval, beenmergonderdrukking
|
|
wat zijn de paraneoplastische syndromen bij kleincellige carcinomen? |
SIADH, vena cava syndroom, syndroom van horner en |
|
3 pulmonale endocriene tumoren zijn: |
1. typical carcinoma 2. atypical carcinoma 3. grootcellig neuro endocrien carcinoom 4. small cell lung carcinoma |
|
noem de partijen op die zijn betrokken bij palliatieve chirurgie |
medici, paramedici, vrijwilligers, de patiënt en verpleegkundigen |
|
1. fractie dosis bij een microscopische bestraling van de linker mamma: 2. palliatieve dosis |
1. 2 gy 2. 20 gy |
|
bestralings hoeveelheden: 1. microscopische tumor: 2. macroscopische tumor: |
1. 50 gy voor micro behandeling 2. 70/80 gy voor macroscopische weefsels |
|
indicaties voor radiotherapie bij mamma carcinoom zijn: |
1. postoperatief na lumpectomie en MST 2. post operatief na GRM (pas als er hoge verdenking is op een recidief) 3. palliatief 4. als er een okselklier toilet of lymfeklier nodus (supra ventriculair) wordt gevonden |
|
waarom bestralen we na een MST (mastectomie) |
omdat mamma carcinoom multifocaal kan voorkomen (dus op verschillende plekken die je niet hebt gevonden). Bij 50% wordt tot 2 cm gesneden. |
|
wat is de recidief kans van de tumor in de mamma na een MST zonder na bestraling? |
N0 (28%) en N+ (36%) |
|
wat is de kans op een recidief na nabestraling bij een MST? |
2% (hangt af van de histologische kenmerken en de tumorgraad) |
|
kritieke organen bij radiotherapie bij mamma carcinomen zijn |
contra lateraal mamma, long en hart |
|
hoe ga je orgaan schade tegen bij RT van mamma carcinoom? |
een goede fractionering (hyperfractionering, maar gezonde weefsels afdekken. Dus eerder hypofractionering> hogere dosis en dus minder keren straling en minder totale dosis) |
|
maatwerk: 1. GTV 2. CTV 3. PTV |
1. klierweefsel en lomp holte voor boost (GTV) 2. klierweefsel + 1.0 cm marge (CTV) 3. CTV + 0.5 cm (voor adembewegingen) (PTV) |
|
waar/ onwaar 1. een dosis plan is essentieel voor een stralings sessie. 2. Een booster dosis kan 65 GY zijn. 3. boosters moeten worden gegeven bij vrouwen boven de 50 jaar met een mastectomie |
1. waar 2. waar 3. niet waar ( het mag vermeden worden) |
|
wanneer doen we RT bij lymfeklier stations? |
1. bij irradicale okselkliertoiletten 2. bij 4 of meerdere lymfekliermetastasen 3. een positieve okseltopklier na een OKN aanwezig |
|
welke zijn de lymfeklier stations? |
axillair, supraclaviculair, infraclaviculair |
|
wanneer RT thoraxwand? |
1. na irradicale resectie 2. bij T4 tumoren 3. bij 4 of meer lymfeklier metastasen of positief okselklier toilet 4. bij al eerder mamma carcinoom (terugkerend, daarna palliatief) |
|
wat vertel je tijdens de intake aan mensen met een postoperatieve RT van de thoraxwand |
1. uitleg en reden van de RT 2. bestralingsdosis (totale dosis 50gy) 3. late schade 4. acute effecten |
|
wat zijn acute bijwerkingen bij RT? |
1. erytheem (belangrijkst) 2. natte (natte oppervlakkige wonden) / droge (droog, geschilferd) desquamatie 3. oedeem |
|
late bijwerkingen van RT zijn: |
atrofie depigmentatie haaruitval teleangelectasen longfibrose hartschade lymfoedeem in de arm |
|
noem de manieren op waarmee je hart/ long schade kunt beperken bij RT bij mammacarcinoom |
de methode heeft breath hold(ing) door diep te ademen kan de longvolume groter worden, de afstand van het hart tot de straling wordt groter en |
|
afwijkingen in de ducti van de borst |
normale duct hyperplasie atypical ductal hyperplasia DCIS invasieve carcinoma |
|
disseminatie onderzoek bij mamma carcinoom houdt in: indicaties zijn: soorten d. onderzoek: |
wordt gedaan om afstandsmetastasen te detecteren als de kans hierop reeel is. indicaties: soorten |
|
behandeling primair mamma |
ok> chemotherapie> RT ( met eventuele anti hormonale therapie) |
|
wat is belangrijk om te doen bij een okselklier toilet |
1. lymfoedeem voorkomen 2. sepsis voorkomen (kan erg snel gaan, binnen 2 dagen indien niet behandeld |
|
welke soorten recidieven zijn er? |
1. geen metastasen (curatief) 2. locoregionaal zonder metastasen (curatief) 3. oligometastatisch (maar een paar metastasen, of gunstig of ongunstig) behandeling hangt af per patiënt; erg zeldzaam 4. metastasen op afstand (palliatief)(vroeg detectie maakt niet veel uit)(dus worden deze niet gescreend) |
|
behandeling gemetastaseerd carcinomen: |
hangt af van de ER/PR en Her2 receptor status. zie tabelletje volgorde ligt niet vast veel mogelijk indien mogelijk dan samenspraak met de patienten |
|
mammacarcinoom palliatieve systemische behandeling houdt in: |
1. HR positief antihormonale therapie met 2. |
|
doen wij FU controle focus bij: 1. recidief lokaal/ locoregionaal recidief 2. gemetastaseerde ziekte (ja/nee)(waarom?) |
1. ja, omdat wij dan nog kunnen behandelen (curatief) 2. nee, omdat het geen winst opbrengt (geen betere overleving) en je maakt de mensen alleen maar banger dan dat ze al zijn. |
|
wat zijn de ontwikkelingsfasen van kanker? |
1. ontstaan van kanker cel uit normale cel 2. het optreden van invasie en uitzaaiing van de tumor 3. het optreden van therapieresistentie |
|
tumorstamcel tot metastase |
(primaire tumor) CSC DCIS IDC (secundaire tumor) lokale relapse (begin kapseldoorbraak) intra vasatie extra vasatie afstandsmetastasen |
|
borstkanker is een .... ziekte |
hormonale |
|
leg de oestrogeen receptor signaal route uit (hoe leiden oestrogenen tot kanker? |
oestrogeenreceptor is een kernreceptor gaat binden aan een transcriptie complex (kern) die dan genen aanzet (in aanwezigheid van oestrogeen(premenopauzaal oio van LH en FSH en postmenopauzaal oiv DHEA ) en zo tumorcellen aanzet (eigenlijk zet het polymerase 2 aan waardoor er onontstoppelijke groei plaatsvindt) |
|
Hormoon gerichte therapieen met behulp van: noem ook de werking op noem voorbeelden op (2) |
selectieve oestrogeen receptoren modulatoren (SERM's) : tamoxifen, remmen van oestrogeen receptoren Aromase inhibitoren: voor het remmen van oestrogeen producerende stoffen (arotomatase)(alleen postmenopauzaal) |
|
gevolgen van beenmergdepressie |
tekort aan: 1. leukocyten 2. erytrocyten 3. trombocyten |
|
het myeloid celsysteem bevindt zich in: het lymfatisch systeem bevindt zich in: |
1. myeloid: beenmerg 2. lymfoid: thymus, milt, beenmerg(all,cll en MM) en lymfeklieren (hodgkin en non hodgkin) |
|
nadelen van anti hormonale therapie |
uitval ovarium het post menopausal worden |
|
klachten die erbij komen kijken bij anti hormonale therapie |
misselijkheid dunner haar climateriele klachten |
|
lange termijn complicaties anti hormonale therapie |
trombose osteoporose endometriumcarcinoom (baarmoedermond) |
|
voordelen neo adjuvante therapie |
als je radicaal moet opereren tumor verkleinen voor een betere operatie en prognose of omdat een borstsparende operatie anders niet mogelijk is ook kun je kijken of andere chemo invloed zal hebben. Dit is indicatie voor alle patiënten gedaan (maar bij maar 12% gedaan) |
|
voordelen adjuvante therapie |
17% borstsparende operatie mogelijkheid geen verschil in lokale therapie overlevingswinst |
|
nadelen adjuvante therapie |
Geen nadelen!! |
|
personalized medicine houdt rekening met (Qua definitie) |
tumor kenmerken patient kenmerken |
|
wat houdt de AUC in? |
intraveneuze toediening uitgezet tegen de tijd. dit geeft aan hoeveel medicijn er is in een lichaam. Dit is het tegengestelde van klaring |
|
de factoren die de blootstellen aan een medicijn kunnen laten verschillen |
lichaamsoppervlak (BMI, lengte en gewicht) co medicatie (46%) lifestyle (roken genetische factoren lichaamskenmerken orgaan funktie |
|
voorbeelden van TKI's zijn: |
imaTINIB, erloTINIB, sunitunib |
|
type interacties die kunnen ontstaan bij TKI's |
1. farmacodynamisch: QT (hart)interacties, CNS (bloedingen) interacties 2. farmakokinetisch: Enzym/transporter en inhibitie en inductie |
|
welke interacties zijn gevaarlijk? met TKI's |
antidepressiva's (stopt de werking van enzymen)
roken (inhibeert de werking van tamoxifen) imatinib en ST jans kruid (en andere alternatieve geneesmiddelen) grapefruit (medicijn werkt dubbel, inactiveert enzymen in de lever) rode wijn ( bevat flavonoiden, verstoort transport geneesmiddelen) |
|
hoe orale anti kanker middelen innemen? |
1. nuchter- omdat ze dan de spiegels zo stabiel mogelijk houden ( en dan weten de onderzoekers precies weten wat voor effecten er optreden)(STANDAARD) 2. een optie is ook vette voeding-- betere optie voor oplossen van de medicijnen |
|
waarom moet je niet beginnen met screenen op (super) oude leeftijd? |
1. er kunnen minder levensjaren worden gewonnen, want je bent toch al oud. 2. verminderde mobiliteit en komen dus niet opdagen voor onderzoek 3. als er kanker wordt ontdekt, dan hoeft hij nooit manifest te worden. De mensen zijn toch al wat ouder en hoeft de borstkanker zich niet te manifesteren. 4. Andere comorbiditeiten. De kans is groter dat zij overlijden aan iets anders, dan aan de borstkanker waarvoor iedereen ze bang had gemaakt. |
|
met behulp van welke criteria kun je afleiden dat er sprake is van een genetische vorm van borst en of ovarium carcinoom? |
2. mammacarcinoom bij twee of meer eerstegraadsfamilie leden onder de 50 jaar 3. mammacarcinoom bij 3 of meer eerste of tweedegraads familieleden, van wie tenminste 1 borstcarcinoom kreeg voor de 50e. 4. broer of vader met mamma carcinoom en een zus met mamma carcinoom 5. een ovarium carcinoom dat is vastgesteld voor de 50e met een sereus carcinoom 6. prostaatcarcinoom voor 60e en mammacarcinoom voor 50 in de zelfde tak van de famillie. |
|
1. mammacarcinomen 2. ovarium carcinomen 3. contralateraal carcinomen |
2. 30-60% (BRCA 1) en 5-20% (BRCA 2) 3. 20-60% |
|
wat houdt ''false reassurance' in? |
hierbij worden mensen onterecht terustgesteld bij het negatief screeningsuitslag, waardoor zij de volgende keer niet komen als zij klachten krijgen. |
|
welke typen mensen hebben een verhoogd risico op borstkanker?
|
mensen uit west Brabant en zeeland. |
|
welke klachten ontstaan bij de volgende metastasen? 1. algemeen 2. botmetastasen 3. longmetastasen 4. levermetastasen 5. hersenmetastasen 6. huidmetastasen |
1. moe, malaise
2. pijn 3. dyspnea 4. slechte eetlust, vol gevoel 5. hoofdpijn 6. bloeding, ontsteking |
|
hoe vindt de gradering plaats bij mammacarcinoom? En wat houden alle stages in? |
de bloom and richardson criteria stage 1. goed gedifferentieerd en groeit langzaam stage 2. goed gedifferentieerd en groeit snel stage 3. slecht gedifferentieerd en groeit snel hangt af van mitosen |
|
wat houdt primaire preventie in? |
chemopreventie of chirurgie waarbij de hele borst uit voorzorg wordt verwijderd, vanwege zware familiare belasting |
|
verklaar de volgende begrippen: 1. mamma sparende therapie (MST) 2. borstamputatie 3. borstrecontructie 4. sentinel node/ poortwachtersprocedure 5. okselkliertoilet 6. een gemodificeerd radicale mastectomie |
1. MST is een borstsparende operatie/ lumpectomie waarbij de cosmetiek van de borst zoveel mogelijk wordt behouden 2. ookwel ablatio of mastectomie genoemd en is de volledige verwijdering van de borst 3. dit wordt verricht na een operatie aan de mamma om weer een mooie borst te krijgen 4. dit is een operatie waarbij er een deel van de lymfeklier uit de oksel wordt verwijderd voor weefselonderzoek 5. hierbij worden alle lymfeklieren (uit de oksel) verwijderd 6. dit is een borstamputatie in combinatie met een okselkliertoilet |
|
welke soort autologe weefsels kun je gebruiken bij een mamma reconstructie? |
dieap (vrije buiklap) tram (huidspierflap van de buik) de latissimus dorsi- stuk rugspier in combi met prothese SGAP- bilspier bij magere vrouwen |
|
welke vormen van systemische adjuvante therapieën bij borstkanker ken je? |
1. chemotherapie 2. endocriene therapie 3. anti groei factor therapie |
|
welke therapieen pas je toe? 1. geen groei receptoren 2. met er/pr groeireceptoren (luminaal) |
1. alleen chemotherapie |