Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
20 Cards in this Set
- Front
- Back
onoprecht
|
niet serieus gemeend
|
|
spijtbetuiging
|
nadrukkelijke erkenning dat je iets verkeerds gedaan hebt en dat jou dat spijt
|
|
bemiddelen
|
tussenbeide komen, als een onafhankelijke persoon voor twee strijdende partijen een oplossing zoeken voor een probleem
|
|
inlevingsvermogen
|
de capaciteit om je in iemands problemen en situatie in te leven
|
|
over de schreef gaan
|
de wet overtreden, iets doen wat niet mag
|
|
onthutsend
|
verbijsterend, ontstellend
|
|
teneinde
|
(met de bedoeling) om
|
|
gedupeerde |
slachtoffer
|
|
in hun maag zitten
|
een probleem hebben, ergens spijt van hebben
|
|
bleven in gebreke
|
lieten na wat eigenlijk wel gedaan zou moeten worden (omdat het bijvoorbeeld beloofd is)
|
|
veinzen
|
spelen, niet echt, net gedaan alsof
|
|
milder
|
zachtaardiger, welwillender
|
|
aard
|
soort, karakter, het wezenlijke van iets of iemand
|
|
getuigd van
|
blijk geeft van
|
|
vonnis
|
beslissen (uitspraak) van de rechter over de straf die iemand eventueel krijgt
|
|
voorwaardelijke straf
|
een straf die je alleen krijgt als je je niet aan bepaalde voorwaarden houdt
|
|
doorgewinterd
|
zeer ervaren
|
|
door het stof gaan
|
veel spijt betuigen, vele excuses maken
|
|
predikaat
|
eervolle toevoeging (soms ironisch)
|
|
ontraden
|
afraden
|