Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
52 Cards in this Set
- Front
- Back
Ruimtelijke cognitie omvat verschillende vaardigheden, zoals |
aandacht besteden aan verschillende locaties in de ruimte, het integreren van visuele informatie, en het manipuleren van objecten in de ruimte, zowel perceptueel als in het geheugen.
Ruimtelijke functies omvatten de waarneming, aandacht, het geheugen, en acties en handelingen. Marshall en Fink (2001) geven aan dat neurocognitieve processen die gespecialiseerd zijn in ruimtelijke cognitie de volgende ‘vragen’ moeten kunnen oplossen: |
|
Ruimtelijke functies omvatten |
de waarneming, aandacht, het geheugen, en acties en handelingen.
Marshall en Fink (2001) geven aan dat neurocognitieve processen die gespecialiseerd zijn in ruimtelijke cognitie de volgende ‘vragen’ moeten kunnen oplossen:
|
|
Marshall en Fink (2001) geven aan dat neurocognitieve processen die gespecialiseerd zijn in ruimtelijke cognitie de volgende ‘vragen’ moeten kunnen oplossen:
|
|
|
Ruimtelijke perceptie
|
-Oorspronkelijk werd de ventrale wat-route beschouwd als gespecialiseerd in het verwerken van de identiteit van objecten, terwijl
-de dorsale waar-route beschouwd werd als gespecialiseerd in het verwerken van ruimtelijke informatie, zoals de locatie van het object.
Volgens Milner and Goodale zou de dorsale stroom (waar-route) informatie direct doorgeven aan het motorische systeem voor online controle van reiken, grijpen en oogbewegingen. |
|
Ruimtelijke aandacht
|
je aandacht te richten op stimuli in de ruimte.
In sommige aandacht modellen heeft ruimtelijke-informatieverwerking een belangrijke plaats. Posner ziet selectieve aandacht primair als een onderdeel van de visuele-informatieverwerking: hoe selecteren we stimuli in de ruimte? Hij maakt hierbij een onderscheid tussen overte en coverte orienting. Sommige stimuli trekken als het ware automatisch de aandacht (stimulus-driven covert orienting), andere aspecten van de ruimtelijke aandacht doen een beroep op top-down of executieve controle (overt orienting). |
|
In sommige aandacht modellen heeft ruimtelijke-informatieverwerking een belangrijke plaats.
Posner ziet selectieve aandacht primair als een onderdeel van de visuele-informatieverwerking: |
hoe selecteren we stimuli in de ruimte?
Hij maakt hierbij een onderscheid tussen overte en coverte orienting.
Sommige stimuli trekken als het ware automatisch de aandacht (stimulus-driven covert orienting), andere aspecten van de ruimtelijke aandacht doen een beroep op top-down of executieve controle (overt orienting).
Ruimtelijke aandacht kan gefaciliteerd of juist verstoord worden door congruente of incongruente ruimtelijke cues. Posners onderzoeksresultaten toonden aan dat niet alleen het selecteren van stimuli in de ruimte belangrijk is, maar ook het losmaken (disengagement) van de aandacht van de ene locatie om deze op een andere locatie te richten. |
|
Ruimtelijke aandacht kan gefaciliteerd of juist verstoord worden door congruente of incongruente ruimtelijke cues.
Posners onderzoeksresultaten toonden aan dat |
niet alleen het selecteren van stimuli in de ruimte belangrijk is, maar ook het losmaken (disengagement) van de aandacht van de ene locatie om deze op een andere locatie te richten. |
|
Ruimtelijke representaties
Allereerst kan er onderscheid gemaakt worden tussen
|
egocentrische en allocentrische representatie.
We spreken van een egocentrische representatie wanneer we als referentiekader onszelf als ‘waarnemer’ nemen: informatie in de ruimte wordt relatief ten opzichte van ons eigen blikveld gerepresenteerd.
Hiertegenover staat allocentrische representatie, die onafhankelijk van de waarnemer is en als het ware de vorm heeft van een ‘mentale kaart’ vanuit een vogelperspectief: een begin- en eindpunt van een route kunnen in een dergelijke kaart gerepresenteerd zijn, en kennis van de straten en wegen waarmee deze punten in verbinding staan, stelt ons eveneens in staat de weg van A naar B te vinden. |
|
We spreken van een egocentrische representatie wanneer |
we als referentiekader onszelf als ‘waarnemer’ nemen: informatie in de ruimte wordt relatief ten opzichte van ons eigen blikveld gerepresenteerd.
Hiertegenover staat allocentrische representatie, die onafhankelijk van de waarnemer is en als het ware de vorm heeft van een ‘mentale kaart’ vanuit een vogelperspectief: een begin- en eindpunt van een route kunnen in een dergelijke kaart gerepresenteerd zijn, en kennis van de straten en wegen waarmee deze punten in verbinding staan, stelt ons eveneens in staat de weg van A naar B te vinden. |
|
Hiertegenover staat allocentrische representatie, die onafhankelijk van de waarnemer is en als het ware de vorm heeft van |
een ‘mentale kaart’ vanuit een vogelperspectief: een begin- en eindpunt van een route kunnen in een dergelijke kaart gerepresenteerd zijn, en kennis van de straten en wegen waarmee deze punten in verbinding staan, stelt ons eveneens in staat de weg van A naar B te vinden. |
|
Een ander onderscheid waarmee ruimtelijke representaties kunnen worden ingedeeld is gemaakt door Kosslyn:
|
|
|
|
|
|
Ruimtelijk geheugen
Binnen het ruimtelijke geheugen kunnen drie belangrijke deeldomeinen worden onderscheiden:
r o r
|
het ruimtelijk werkgeheugen, het geheugen voor objectlocaties en het leren en onthouden van routes.
Het visueel-ruimtelijk kladblok en mentale rotatie
|
|
Het visueel-ruimtelijk kladblok en mentale rotatie
|
het kortdurend vasthouden en manipuleren van (visueel) ruimtelijke informatie. In het model van Baddeley is het visueel-ruimtelijke kladblok het slaafsysteem dat deze informatie bevat.
De capaciteit van het kladblok kan gemeten worden door de geheugenload te vergroten, bijvoorbeeld door steeds langere reeksen te gebruiken om de blokspanne te bepalen, het aantal te doorzoeken items te verhogen in een visueel-ruimtelijke zoektaak of het aantal tussen de huidige trial en de te herinneren trial te verhogen in een n-backtaak. Het visueel-ruimtelijke kladblok is ook belangrijk voor mentale rotatie. Mentale rotatie is de manipulatie van het mentale beeld van een stimulus zodat we ons deze stimulus ook in een andere oriëntatie dan de getoonde kunnen voorstellen. Statische informatie zou meer een beroep doen op het visuele werkgeheugen, dynamische informatie meer op het ruimtelijke werkgeheugen. |
|
De capaciteit van het kladblok kan gemeten worden door de geheugenload te vergroten, bijvoorbeeld door |
steeds langere reeksen te gebruiken om de blokspanne te bepalen, het aantal te doorzoeken items te verhogen in een visueel-ruimtelijke zoektaak of het aantal tussen de huidige trial en de te herinneren trial te verhogen in een n-backtaak.
Het visueel-ruimtelijke kladblok is ook belangrijk voor mentale rotatie. Mentale rotatie is de manipulatie van het mentale beeld van een stimulus zodat we ons deze stimulus ook in een andere oriëntatie dan de getoonde kunnen voorstellen. Statische informatie zou meer een beroep doen op het visuele werkgeheugen, dynamische informatie meer op het ruimtelijke werkgeheugen. |
|
Het visueel-ruimtelijke kladblok is ook belangrijk voor |
mentale rotatie.
Mentale rotatie is de manipulatie van het mentale beeld van een stimulus zodat we ons deze stimulus ook in een andere oriëntatie dan de getoonde kunnen voorstellen. Statische informatie zou meer een beroep doen op het visuele werkgeheugen, dynamische informatie meer op het ruimtelijke werkgeheugen. |
|
Mentale rotatie is de manipulatie van het mentale beeld van een stimulus zodat we ons deze stimulus ook |
in een andere oriëntatie dan de getoonde kunnen voorstellen.
Statische informatie zou meer een beroep doen op het visuele werkgeheugen, dynamische informatie meer op het ruimtelijke werkgeheugen. |
|
Het geheugen voor objecten en hun locaties
Hierbij staat niet enkel de verwerking van ruimtelijke informatie centraal, maar ook
|
het verwerken van objectinformatie.
Het geheugen voor objectlocaties is een belangrijk onderdeel van het episodisch geheugen: niet alleen de informatie zelf moet worden onthouden (De targetinformatie, in dit geval de voorwerpen), maar ook de ruimtelijke context. De episode bestaat dus uit een geïntegreerde geheugenrepresentatie van target en context. |
|
Het geheugen voor objectlocaties is een belangrijk onderdeel van het episodisch geheugen: |
niet alleen de informatie zelf moet worden onthouden (De targetinformatie, in dit geval de voorwerpen), maar ook de ruimtelijke context.
De episode bestaat dus uit een geïntegreerde geheugenrepresentatie van target en context. |
|
Het leren van een route
Route-informatie is een voorbeeld van
|
dynamische ruimtelijke informatie waarbij ook de temporele volgorde relevant is.
Het succesvol leren van een route en navigeren, vergt een combinatie van egocentrische kennis en allocentrische kennis. |
|
Visueel-ruimtelijke praxis
In de klinische neuropsychologie worden …….. en de …... als belangrijke onderdelen van de ruimtelijke cognitie gezien. |
visueel-ruimtelijke praxis en de visueel ruimtelijke planning als belangrijke onderdelen van de ruimtelijke cognitie gezien.
|
|
|
vaardigheden die perceptie, geheugen en planning combineren met een motorische respons. |
|
Stoornissen in de ruimtelijke cognitie
Ruimtelijke perceptie
Voor mensen met simultaanagnosie bestaat er geen overzicht van de visuele wereld rondom hen, en zij kunnen op een gegeven moment in de tijd slechts een deel van de visuele scene waarnemen. Deze mensen zien letterlijk door de bomen het bos niet meer.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee typen simultaanagnosie. |
-Patiënten met dorsale simultaanagnosie -Patiënten met een ventrale simultaanagnosie |
|
-Patiënten met dorsale simultaanagnosie
Patiënten met dorsale simultaanagnosie gebruiken de identificatie van bepaalde delen van een object om een inferentie te maken over het gehele object. Aandacht lijkt hierbij een cruciale rol te spelen aangezien het groeperen van diezelfde subobjecten (bijvoorbeeld door te verbinden) helpt om te komen tot en gestalt of overzicht van een scene.
Patiënten met dorsale simultaanagnosie hebben daarnaast ook problemen met |
het lokaliseren van stimuli.
Dorsale simultaanagnosie is meestal te wijten aan bilateraal schade in de parieto-occipitale of pariëtale hersengebieden.
Patiënten met een ventrale simultaanagnosie hebben voornamelijk problemen met het herkennen en/of interpreteren van een scene, ondanks het feit dat zij in staat zijn deze waar te nemen. Deze patiënten vertonen daarnaast een karakteristiek patroon van letter-voor- letterlezen. Ventrale simultaanagnosie is geassocieerd met beschadiging in de linker inferieure temporo-occipitale en/of linker occipitale hersengebieden. |
|
Patiënten met ventrale simultaanagnosie kunnen, net zoals patiënten met dorsale simultaanagnosie, maar één objectkenmerk/object identificeren in een scene, hoewel deze patiënten wel degelijk in staat zijn meerder objecten tegelijk waar te nemen.
Patiënten met een ventrale simultaanagnosie hebben voornamelijk problemen met |
het herkennen en/of interpreteren van een scene, ondanks het feit dat zij in staat zijn deze waar te nemen.
Deze patiënten vertonen daarnaast een karakteristiek patroon van letter-voor- letterlezen. Ventrale simultaanagnosie is geassocieerd met beschadiging in de linker inferieure temporo-occipitale en/of linker occipitale hersengebieden. |
|
Ventrale simultaanagnosie is geassocieerd met beschadiging in |
de linker inferieure temporo-occipitale en/of linker occipitale hersengebieden. |
|
Ruimtelijke aandacht
|
het negeren of vertraagd reageren op stimuli aan de kant contralateraal aan het letsel.
Ernstig en persisterend neglect komt beduidend vaker voor na rechtszijdige laesies.
De meeste patiënten zijn zich niet bewust van hun stoornis (anosognosie); andere zijn zich er wel van bewust, maar lijken er zich geen zorgen over te maken (anosodiaforie).
Taken waarmee representationeel neglect kan worden opgespoord zijn de zogenaamde number bisection-taken, waarbij patiënten op basis van intuı̈tie een getal moeten noemen dat precies in het midden valt tussen twee auditief aangeboden cijfers.
Neglectpatienten hebben de neiging om bij number-bisectiontaken te grote getallen te noemen, rechts van hun mentale nummerlijn. Naast het negeren van stimuli contralateraal aan het letsel toont ongeveer de helft van de neglectpatienten een overdreven aandacht voor stimuli ipsilateraal aan het letsel. Neglect is een heterogene stoornis met diverse subtypes. |
|
De meeste patiënten zijn zich niet bewust van hun stoornis:
andere zijn zich er wel van bewust, maar lijken er zich geen zorgen over te maken:
|
De meeste patiënten zijn zich niet bewust van hun stoornis: anosognosie
andere zijn zich er wel van bewust, maar lijken er zich geen zorgen over te maken: anosodiaforie
Taken waarmee representationeel neglect kan worden opgespoord zijn de zogenaamde number bisection-taken, waarbij patiënten op basis van intuı̈tie een getal moeten noemen dat precies in het midden valt tussen twee auditief aangeboden cijfers.
Neglectpatienten hebben de neiging om bij number-bisectiontaken te grote getallen te noemen, rechts van hun mentale nummerlijn. Naast het negeren van stimuli contralateraal aan het letsel toont ongeveer de helft van de neglectpatienten een overdreven aandacht voor stimuli ipsilateraal aan het letsel. Neglect is een heterogene stoornis met diverse subtypes. |
|
Taken waarmee representationeel neglect kan worden opgespoord zijn |
de zogenaamde number bisection-taken, waarbij patiënten op basis van intuı̈tie een getal moeten noemen dat precies in het midden valt tussen twee auditief aangeboden cijfers.
Neglectpatienten hebben de neiging om bij number-bisectiontaken te grote getallen te noemen, rechts van hun mentale nummerlijn. Naast het negeren van stimuli contralateraal aan het letsel toont ongeveer de helft van de neglectpatienten een overdreven aandacht voor stimuli ipsilateraal aan het letsel. Neglect is een heterogene stoornis met diverse subtypes. |
|
Neglectpatienten hebben de neiging om bij number-bisectiontaken |
te grote getallen te noemen, rechts van hun mentale nummerlijn.
Naast het negeren van stimuli contralateraal aan het letsel toont ongeveer de helft van de neglectpatienten een overdreven aandacht voor stimuli ipsilateraal aan het letsel. Neglect is een heterogene stoornis met diverse subtypes. |
|
Naast het negeren van stimuli contralateraal aan het letsel toont ongeveer de helft van de neglectpatienten een overdreven aandacht voor |
stimuli ipsilateraal aan het letsel.
Neglect is een heterogene stoornis met diverse subtypes. |
|
|
niet opmerken bij simultane bilaterale stimulatie.
Bij aanbieding van twee stimuli dooft er één als het ware uit (extinctie). |
|
Ruimtelijk geheugen
|
de dorsolaterale prefrontale cortex.
Ook beschadigingen in de pariëtale schors kunnen leiden tot een gestoord visueel-ruimtelijk werkgeheugen.
Stoornissen in het objectlocatiegeheugen komen veel voor bij patiënten met beschadigingen in de mediale temporaalkwab en hersengebieden die hier nauw mee verwant zijn.
Topografische desoriëntatie is een stoornis in het terugvinden van de weg, navigeren en/of het leren van een route, die bijvoorbeeld vaak voorkomt bij patiënten met neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van alzheimer en bij CVA-patiënten.
Hoewel de meeste studies aantonen dat stoornissen in de topografische oriëntatie vaker gerelateerd zijn aan hersenbeschadiging in de rechterhemisfeer, rapporteren sommige studies ook dergelijke stoornissen na laesies in de linkerhemisfeer. Topografische oriëntatie is evenmin een unitair proces, maar doet een beroep op verschillende cognitieve processen die selectief gestoord kunnen zijn na een hersenbeschadiging. |
|
Stoornissen in het objectlocatiegeheugen komen veel voor bij patiënten met beschadigingen in |
de mediale temporaalkwab en hersengebieden die hier nauw mee verwant zijn.
Topografische desoriëntatie is een stoornis in het terugvinden van de weg, navigeren en/of het leren van een route, die bijvoorbeeld vaak voorkomt bij patiënten met neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van alzheimer en bij CVA-patiënten.
Hoewel de meeste studies aantonen dat stoornissen in de topografische oriëntatie vaker gerelateerd zijn aan hersenbeschadiging in de rechterhemisfeer, rapporteren sommige studies ook dergelijke stoornissen na laesies in de linkerhemisfeer. Topografische oriëntatie is evenmin een unitair proces, maar doet een beroep op verschillende cognitieve processen die selectief gestoord kunnen zijn na een hersenbeschadiging. |
|
Topografische desoriëntatie is een stoornis in |
het terugvinden van de weg, navigeren en/of het leren van een route, die bijvoorbeeld vaak voorkomt bij patiënten met neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van alzheimer en bij CVA-patiënten.
Hoewel de meeste studies aantonen dat stoornissen in de topografische oriëntatie vaker gerelateerd zijn aan hersenbeschadiging in de rechterhemisfeer, rapporteren sommige studies ook dergelijke stoornissen na laesies in de linkerhemisfeer. Topografische oriëntatie is evenmin een unitair proces, maar doet een beroep op verschillende cognitieve processen die selectief gestoord kunnen zijn na een hersenbeschadiging. |
|
Hoewel de meeste studies aantonen dat stoornissen in de topografische oriëntatie vaker gerelateerd zijn aan hersenbeschadiging in de rechterhemisfeer, rapporteren sommige studies ook dergelijke stoornissen na laesies in de linkerhemisfeer.
Topografische oriëntatie is evenmin een unitair proces, maar doet een beroep op |
verschillende cognitieve processen die selectief gestoord kunnen zijn na een hersenbeschadiging. |
|
Patiënten met egocentrische desoriëntatie vertonen problemen in |
de representatie van de relatieve locatie van objecten ten opzichte van zichzelf.
De kritische laesielocatie is het gebied waar de posterieure pariëtaal kwab en de occipitaal kwab bijeenkomen.
Landmark-agnosie bestaat uit specifieke problemen met het herkennen van herkenningspunten zodat patiënten deze niet kunnen gebruiken bij het zoeken van de juiste weg. Anterograde desoriëntatie reflecteert een stoornis in het aanleren van nieuwe routes, wat betreft zowel ruimtelijke kennis als kennis over landmarks. |
|
Landmark-agnosie bestaat uit specifieke problemen met het herkennen van |
herkenningspunten zodat patiënten deze niet kunnen gebruiken bij het zoeken van de juiste weg.
Anterograde desoriëntatie reflecteert een stoornis in het aanleren van nieuwe routes, wat betreft zowel ruimtelijke kennis als kennis over landmarks. |
|
Anterograde desoriëntatie reflecteert een stoornis in |
het aanleren van nieuwe routes, wat betreft zowel ruimtelijke kennis als kennis over landmarks. |
|
Een specifieke vorm van een ruimtelijke-orientatiestoornis die bij alzheimerdementie kan optreden, is
|
de links-rechtsverwarring.
Links-rechtsverwarring is naast vingeragnosie, acalculie en agrafie ook een van de vier symptomen van het zogenaamde gerstmannsyndroom, dat beschreven is bij |
|
Links-rechtsverwarring is naast vingeragnosie, acalculie en agrafie ook een van de vier symptomen van het zogenaamde |
gerstmannsyndroom, dat beschreven is bij |
|
Stoornissen in de ruimtelijke praxis
|
simplificatie van de tekening, uitbreiding van delen van de tekening, en het fenomeen van closing in, waarbij de reproductie zeer dicht bij tot zelfs boven op het originele model wordt geplaatst.
Constructieve apraxie is een heterogene stoornis die het gevolg kan zijn van een stoornis in de ruimtelijke waarneming, een aandachtsprobleem, een gestoord planningsvermogen of algehele cognitieve achteruitgang.
Deze stoornis wordt meestal geobserveerd bij patië nten met laesies in de posterieure pariëtale en/of occipitale cortex. |
|
Constructieve apraxie is een heterogene stoornis die het gevolg kan zijn van een stoornis in de ruimtelijke waarneming, een aandachtsprobleem, een gestoord planningsvermogen of algehele cognitieve achteruitgang.
Deze stoornis wordt meestal geobserveerd bij patiënten met |
laesies in de posterieure pariëtale en/of occipitale cortex. |
|
Een pure optische ataxie wordt gedefinieerd als |
een stoornis in het reiken en grijpen van visuele objecten in het perifere visuele veld, zonder primaire visuele en motorische stoornissen.
Optische ataxie kan voorkomen zowel na bilaterale pariëtale laesies als na unilaterale beschadiging van de pariëtale cortex van elke hemisfeer. |
|
Optische ataxie kan voorkomen zowel na |
bilaterale pariëtale laesies als na unilaterale beschadiging van de pariëtale cortex van elke hemisfeer. |
|
Patiënten met het Balint syndroom lijken blind in hun dagelijks leven, lopen overal tegenaan, en worden zich vaak pas bewust van objecten wanneer zij centraal in het gezichtsveld worden geplaatst.
De perceptuele ervaring van deze patiënten is
|
een chaotische opeenvolging van enkelvoudige objecten.
Patiënten presteren slecht op elke taak die een beroep doet op het zien van meer dan één stimulus tegelijk, zoals lezen en schrijven. |
|
Ruimtelijke cognitie: een globaal model
Een overzicht van de verschillende ruimtelijke cognitieve functies in relatie tot hersensystemen:
Temporaalkwab:
Hippocampus: |
Temporaalkwab:
Hippocampus: |
|
|
- Ruimtelijk werkgeheugen |
|
|
- Waar-route |
|
Temporaalkwab:
- W
|
- Wat-route |
|
Hippocampus:
|
- Allocentrische codering |
|
Temporaalkwab:
Hippocampus: |
Temporaalkwab:
Hippocampus: |