Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
12 Cards in this Set
- Front
- Back
Elle avait l'air gêné lorsque je lui ai demandé de m'épouser. |
Zij leek in verlegenheid gebracht toen ik haar vroeg me te trouwen. |
|
La perte d'un enfant est le plus malheur qui puisse arriver. |
Het verlies van een kind is het grootse onheil dat je kan overkomen. |
|
D'habitude ils sont très généreux. |
Gewoonlijk zijn zij erg vrijgevig. |
|
Nous allons tenter de redevenir amis avec nos voisins. |
Wij gaan proberen weer vrienden te worden met onze buren. |
|
Je le trouve aussi aimable que sa femme. |
Ik vind hem even vriendelijk als zijn vrouw. |
|
D'habitude il est disponible mais aujourd'hui il n'a pas le temps. |
Gewoonlijk is hij beschikbaar maar vandaag heeft hij geen tijd. |
|
Il m'a teompé et cela frait mal. |
Hij heeft me bedrogen en dat doet pijn. |
|
Les préjugés qu'il a contre nous ne sont pas fondés. |
De vooroordelen die hij tegen ons heeft zijn niet gegrond. |
|
Le tremble de peur quand je dois faire ça. |
Ik tril van angst als ik dat moet doen. |
|
Il nous envie à cause de nos résultats. |
Hij is jaloers op ons vanwege onze resultaten. |
|
Les bonnes habitudes sont un atout dans la vie. |
Goede gewoontes zijn een voordeel in het leven. |
|
Je ne peux pas m'habituer à ce système. |
Ik kan niet wennen aan dit systeem. |